Cognitieve Gedragstherapie (CGT)
Onder 'cognitieve gedragstherapie' kan meestal zowel 'cognitieve
therapie' als 'gedragstherapie' en 'cognitieve gedragstherapie'
worden verstaan. Gedragstherapie en cognitieve therapie hebben met
elkaar gemeen dat ze gebaseerd zijn op wetenschappelijke bevindingen
en toepassingen.
Gedragstherapie en cognitieve therapie zijn onafhankelijk van elkaar
ontstaan. De laatste tien jaar zijn cognitieve therapie en
gedragstherapie meer met elkaar geïntegreerd geraakt. Tegenwoordig
worden zij vaak als één en dezelfde soort psychotherapie beschouwd:
cognitieve gedragstherapie of CGT.
Cognitieve en gedragstherapie zijn gebaseerd op de Leertheorie en de
experimentele psychologie, waarbij men er vanuit gaat dat wat je
geleerd hebt je ook weer kunt afleren, met speciale aandacht voor
afleren van het probleeemgedrag en aanleren van betere coping.
Kenmerkend voor Cognitieve Gedragstherapie is dat de behandelingen
klachtgericht, kortdurend en directief zijn. Verder wordt de cliënt
aan het werkt gezet met diverse huiswerkopdrachten.
Uit wetenschappelijk onderzoek is gebleken dat cognitieve therapie
en gedragstherapie dikwijls vergelijkbare gunstige effecten hebben
op de problemen van cliënten. Ook is steeds duidelijker aangetoond
dat de werkwijze van beide methodes - huiswerk, oefeningen en
samenwerking tussen therapeut en cliënt - goed op elkaar aansluit.
In de psychologie ziet men steeds beter in dat 'anders leren denken'
en 'anders leren doen' uitstekend met elkaar kunnen worden
gecombineerd in één en dezelfde behandeling.
Door al deze inzichten zijn cognitieve therapie en gedragstherapie
steeds hechter verweven tot cognitieve gedragstherapie. Cognitieve
gedragstherapie kan dus zowel de manier van denken en interpreteren
van de cliënt beïnvloeden, als diens manier van doen en laten. Soms
ligt de nadruk meer op denken, soms meer op doen en laten. In andere
gevallen werkt men gelijktijdig met beide aspecten.